Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt, en niemand [14][voor] mijn oor openbaart, dat [15]mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isai; en niemand is onder ulieden, dien het wee doet van mijnentwege, en die het [voor] mijn oor openbaart; want [16]mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt, tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is. 14. Dat is, mij ontdekt of te kennen geeft. Zie Ruth 4:4. 15. Dit spreekt Saul of bij gissing, omdat Jonathan het beste voor David sprak, of het was hem van iemand gezegd, dat Jonathan en David een verbond samen gemaakt hadden, waarvan gesproken wordt boven, hfdst.18 vs.3. 16. Dit zegt Saul uit verdenking, te meer omdat David met vierhonderd man in het land Juda gekomen was, menende dat hij geheime verstandhouding met Jonathan had.